Dit artikel is een vervolg op: “Loopbaanbegeleiding: bestemming onbekend”.  

Het is donderdagmiddag en mijn laatste les van de dag zit erop. James blijft nog even zitten, we hebben ‘de afspraak’ dat we elke week even bijpraten. Een echte afspraak is het niet, maar de afgelopen vier weken hebben we dat wel gedaan. Hier ging wel het een en ander aan vooraf. Na de introductiedagen viel James al snel op; veel verzuim. Na een brandmail waarin hem de vraag gesteld werd of hij wel echt wil starten, stond hij snel op de stoep. Een alternatief was namelijk om voor 1 oktober te stoppen. Hij zei: “Ik wil dit echt doen, maar er zijn dingen die het moeilijk maken om er te zijn. Ook al loop ik het risico dat ik moet stoppen in mei, ik ben bereid om het te nemen want ik wil niets anders dan dit”. We willen niet dat hij moet stoppen in mei, het moment van het bindend studieadvies (BSA). Daarom besluiten we om doelen te stellen per week en deze elke week te evalueren. Als het drie weken op rij niet lukt om de doelen te behalen, gaat hij externe hulp inschakelen. Een periode van veel contact, empoweren, confronteren, monitoren en het bieden van structuur, brak aan. Want aan welke reis was hij ook alweer begonnen?

De stip is vervaagd door wolken

James had voor zichzelf vanaf het begin van de opleiding al een stip aan de horizon gezet. In een vorig artikel vertelde ik hoe dat ging. Zoals dat vaker gebeurt bij studenten, was de  geplaatste stip bij hem uit zicht geraakt. Er kwamen wolken voorbij die hem belemmerden om op school te komen. Daarnaast kwam er een andere stip voorbij, hij kreeg oog voor het wel en wee van een klasgenoot. In de gesprekken praatte hij zijn gedrag goed: “Eigenlijk ben ik juist goed aan het oefenen als sociaal werker door me ook met hem bezig te houden. Dit is wat ik uiteindelijk wil doen, dus daar wil ik niet mee stoppen”.

Hoe begeleid je jongeren die hun focus verloren lijken te zijn? Er zijn meerdere mogelijkheden en later in dit artikel deel ik wat tips. In deze situatie deed ik dat als volgt: Ik wil hem de autonomie niet ontnemen en ik waardeer zijn betrokkenheid, we willen immers graag dat we elkaar een beetje helpen in moeilijke tijden. Alleen wat betekenen zijn acties voor zijn doelen? Ik kies ervoor om hem te confronteren met de gevolgen van zijn gedrag: “Het is prima om te doen wat goed voelt, het kan wel zo zijn dat het gevolg van jouw keuze betekent dat je weinig aanwezig bent en dat je studie daardoor in het gedrang komt. Hoe kijk je daar tegenaan?” Het is aan James om te bepalen wat voor hem belangrijk is en wat hem helpt om zijn doelen te behalen. Ik herinner hem aan zijn stip aan de horizon: “Je bent hier gestart om sociaal werker te worden, je wilde naast je eigen ervaringen ook leren hoe je als professional mensen kunt ondersteunen. Hoe gaat het met die wens?” Ik sluit na zijn antwoord aan met de opmerking dat zijn aanwezigheid mij niet de indruk geeft dat hij er alles aan doet om te leren om professional te worden. Het is een stevige opmerking, maar op dit moment wel de realiteit. Ook stel ik hem de volgende vraag: “Je noemt nu je klasgenoot, welke andere dingen belemmeren je aanwezigheid hier op school?” Ik stel die vraag omdat ik de indruk heb dat er meer aan de hand is. We monitoren zijn voortgang en brengen samen in kaart welke ‘wolken’ er zijn die zijn stip vervagen.

Zijn persoonlijk schilderij

We kijken op dit moment naar het persoonlijke schilderij van James. Hij heeft een bestemming in gedachten en een eigen route uitgestippeld om daar te komen. Voor mij was zijn route nog wat onduidelijk, maar na het gesprek weet ik meer over hoe hij werkt. Hij wil sociaal werker worden en hij wil er voor zijn klasgenoot zijn. Zijn verhaal is dat hij kan oefenen met de rol van sociaal werker, want zijn klasgenoot heeft hem nodig. Ik leg uit dat zijn acties lijken op een omweg of dat hij gekozen heeft voor een soort tussenstop waardoor het aanvankelijke doel verder weg raakt. Dat hoeft geen probleem te zijn, alleen is hij zich er bewust van?

Na een aantal weken geeft James aan dat hij zelf een stok achter de deur wil plaatsen. Als hij na drie weken zijn doelen nog niet haalt, wil hij extra begeleiding. Ook bepaalt hij zelf welke acties hem kunnen helpen om op tijd op school te zijn. Misschien kan hij wel een omweg nemen om zijn klasgenoot te helpen, maar zitten er aan de afstand grenzen. Zoals hij zelf zegt: “Het is goed om er voor iemand te zijn, tenzij het jouzelf teveel gaat kosten”. In deze metafoor kost het hem veel aanwezigheid en veel lesstof als hij zijn aandacht teveel op anderen richt, waardoor hij zijn uiteindelijke doel misschien niet kan halen. Dat doel komt daardoor verderweg te liggen of raakt in het ergste geval zelfs uit beeld.

Een goed loopbaangesprek

In een vorig artikel bespraken we een vijftal belangrijke thema’s in een goed loopbaangesprek: samen tijd doorbrengen en gezamenlijke activiteiten oppakken, vertrouwen en loyaliteit, role modeling en identificatie, evenwicht tussen betrokkenheid en autonomie en empowerment. Het is belangrijk dat er regelmatig afspraken zijn en dat de gesprekken een ontwikkelingsgericht karakter hebben. Ik legde uit dat loopbaanbegeleiding steeds meer erkend wordt als belangrijk instrument om te voldoen aan doelstellingen. Uit onderzoeken blijkt ook dat dergelijke gesprekken, mits ze goed gebeuren, bijdragen aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties. Hoe meer de student daarin wordt begeleid, hoe meer hij ze zal inzetten.

Monitoren en confronteren

Ik begeleid James in wekelijkse gesprekken op donderdagmiddag. Als ik kijk naar de kaders van onze opleiding, dan heeft hij nog flinke stappen te maken. Wanneer ik kijk naar zijn persoonlijke ontwikkeling, dan zie ik de grote sprongen die hij maakt. We bespreken zijn gedrag en zijn doelen. Liggen die in lijn met elkaar? En we zijn eerlijk: Heeft James wel door hoe hij nu functioneert? Wekelijks bekijken we ‘de gekleurde vakjes’ van zijn aanwezigheid. We besteden aandacht aan wat beter moet. Ook staan we stil bij welke stappen hij maakt die minder zichtbaar zijn voor mij. We reflecteren in de specifieke context van hem in zijn ontwikkeling tot sociaal werker.

Bij het kennismaken, het opbouwen van een relatie en het zetten van een stip aan de horizon, zijn al een aantal fasen van de begeleiding doorlopen. Ik bood hem ruimte en tijd om te groeien en zocht contact toen dat niet goed leek te gaan. In dit proces is de begeleider daar om de student te ondersteunen en uit te dagen. De begeleider bewaakt het kader en de doelstellingen, ook is er veel ruimte voor reflectie.

Een diaglogisch karakter

Meijers, Kuijpers en Winters (2009) geven aan dat loopbaangesprekken gekenmerkt worden door een dialogisch karakter. In zo’n gesprek staat het onderzoeken van gedachten, gevoelens en gedrag centraal. Het gaat om de loopbaan van de lerende, dat is het uitgangspunt in het gesprek. De begeleider onthoudt zich van het oplossen van problemen, maar onderzoekt samen met de lerende welke mogelijkheden de lerende verder kunnen helpen. Het is van belang om waarderend en confronterend te zijn. Confronterend heeft te maken met het voorleggen van tegenstrijdigheden in gedrag of uitlatingen en ook vragen over hoe realistisch bepaalde gedachten zijn. Je bent als begeleider gericht op reflecteren. In het gesprek met James heb ik geprobeerd om hem te confronteren met tegenstrijdigheden. Tegelijkertijd geef ik hem de ruimte om zelf te bepalen op welke manier hij zijn doelen wil bereiken.

Aandacht voor autonomie, betrokkenheid en competentie

Binnen de gesprekken wil je de student zelf de ruimte geven om te bepalen wat zijn doelen zijn en op welke wijze hij daaraan wil werken. Als begeleider kun jij goed inschatten of het misschien handig is om ook tussendoelstellingen te bedenken, zodat een student meer succeservaringen op kan doen. Zeker bij wat onzekere studenten of studenten die snel afgeleid raken, kan dat zinvol zijn. Om die reden stelde ik voor om James op wekelijkse basis te zien en ook de tussentijdse doelen niet verder te laten reiken dan die week.

Deci & Ryan (2000) zijn bekend van de Zelfdeterminatie Theorie waarin het belang van een gevoel van autonomie, betrokkenheid en competentie wordt beschreven. Jij kunt als begeleider invloed uitoefenen op de behoeftebeleving van je studenten (Haerens, Aelterman, Van den Berghe, De Meyer, Soenens en Vansteenkiste, 2013). Vansteenkiste en collega’s (2014) onderzochten hoe behoefte-ondersteunend gedrag eruit ziet. Zij schrijven onder andere dat je ervoor kunt zorgen dat studenten vrijheid ervaren. De uitdaging is om samen met de student te blijven onderzoeken wat hij wil bereiken. Het is ook van belang dat een student relationele verbondenheid voelt, bijvoorbeeld door een gevoel opgenomen te zijn in een breder sociaal netwerk. Neem hiervoor het perspectief van de student in en laat studenten met gelijke doelen gezamenlijk aan die doelen werken. Een student kun je een gevoel van competentie geven door structuur te bieden en verwachtingen te uiten. Zorg daarnaast voor constructieve feedback (Verstuyf, Vansteenkiste, de Pauw, Weymeis, 2014).

Een student monitoren, ik geef je een aantal tips mee:

  1. Bereid het gesprek voor door op te zoeken welke stip jouw student aan de horizon heeft geplaatst en hoe jij vindt dat jouw student zich naar die stip toebeweegt of juist ervan af lijkt te wijken. Dit doe je niet om je verhaal meteen op tafel te leggen, je bedenkt dit alvast voor als je merkt dat een student zich niet bewust is van hoe hij functioneert of voor als je iemand wil helpen met bijsturen;
  2. Zorg er daarnaast voor dat je helder hebt binnen welke kaders de student moet (kunnen) functioneren. Dat helpt om aan te geven wat het gevolg kan zijn van bepaald gedrag. Ook weet een student dan of hij doet wat er vanuit school wordt verwacht. Dit zorgt voor veiligheid en draagt bij aan een gevoel van competentie omdat de student weet wanneer hij zal slagen en daar naartoe kan werken;
  3. Bespreek (als dit nodig is) binnen het team welke mogelijkheden er zijn om studenten te ondersteunen als dat nodig is. Soms kunnen studenten extra begeleiding krijgen, andere keren is het belangrijk dat de student binnen een les zelf om extra ondersteuning vraagt of dat een student zelf bepaalde acties onderneemt;
  4. Voorkom dat je gaat adviseren, bevraag de student liever om te ontdekken hoe hij ergens in staat en wat hem motiveert. Loop met de ideeën van de student op en bedenk hoe iemand op zijn manier aan doelen kan werken, zodat de student een gevoel van autonomie behoudt;
  5. Neem de tijd voor gesprekken waarin je de voortgang monitort en laat de student het gesprek voorbereiden, zodat je de tijd goed kunt gebruiken. Vraag de student bijvoorbeeld om na te denken over de gekozen doelen bij aanvang van het studiejaar (of de stip aan de horizon) en om op te schrijven hoe hij daar nu aan werkt en hoe hij deze stappen waardeert. In het gesprek kun je hier dieper om ingaan en samen nadenken over wat helpt om bij te sturen als dat nodig is. De student is zo autonoom en je zorgt ervoor dat hij zich competent kan voelen omdat hij controle over zijn leerproces mag nemen;
  6. Laat de student zelf concrete acties of tussendoelen formuleren die in een vervolggesprek worden besproken;
  7. Zorg dat je altijd de overview hebt van alle studenten die je begeleid, misschien kun je groepjes vormen in de loopbaanles of duo’s maken. Zo kunnen studenten met elkaar aan doelen werken wat bijdraagt aan een gevoel van verbondenheid.

Als je opnieuw zou mogen kiezen?

In het loopbaangesprek heb je met jouw student gekeken naar hoe het proces verloopt. Uiteindelijk bepaalt de student hoe hij werkt aan gekozen doelstellingen en dat kan op verschillende manieren uitpakken. Wil de student nog steeds dezelfde doelen bereiken? Of is de stip inmiddels iets naar links verplaatst op de horizon? Het kan ook zo zijn dat de student een hele andere kant op wil, hoe pak je dat dan aan? Daarover schrijf ik in maart een nieuw artikel. Veel succes met de loopbaangesprekken!

Dit artikel is geschreven door Shauna Plompen. Shauna is docent omgangskunde in het mbo en onderwijsadviseur. Als loopbaanbegeleider en docent werkt ze met veel verschillende jongeren en daar geniet ze elke dag nog van. Op haar eigen platform biedt zij inspiratie om leraren en teams te helpen met hun lessen en lesgeven. Meer informatie vind je op www.blijvenleren.net.

 

 

Geraadpleegde bronnen

Haerens, L., Aelterman, N., Van den Berghe, L., de Meyer, J., Soenens, B., Vansteenkiste, M. (2013). Observing Physical Education Teachers’ Need-Supportive Interactions in Classroom Settings. Journal of Sport & Exercise Psychology.

Meijers, F., Kuijpers, M., & Winters, A. (2009). Loopbaanbegeleiding en loopbaandialoog in het onderwijs.

Verstuyf, J., Vansteenkiste, M., De Pauw, S., & Weymeis, H. (2014). ‘Moetivatie’of motivatie? Over de vitamines voor therapietrouw, duurzame gedragsverandering en groei. SIGNAAL89, 22-49.