Het is maandagmorgen en we gaan weer beginnen. Het is de eerste introductiedag op de opleiding Sociaal Werk. James komt nonchalant en toch zelfverzekerd binnen lopen, hij schudt mij de hand. Hij neemt plaats op een stoel in een nog lege kring en hij kijkt wat onwennig om zich heen. Om hem wat op z’n gemak te stellen, praat ik wat tegen hem aan: “En? Heb je er weer zin in?” Hij lacht wat en zegt: “Jazeker, maar het is wel een tijdje geleden”. Omdat ik hem niet meteen allerlei antwoorden wil ontlokken, de anderen komen zo ook binnen en ik weet niet of hij daar op zit te wachten, antwoord ik: “Oh ja?” James vertelt dat hij een paar jaar gewerkt heeft om ‘wat dingen op te lossen’. Nu kan hij eindelijk doen wat hij wil: mensen helpen die met problemen zitten. “Wat goed, dus je hebt voor jezelf al echt een stip op de horizon geplaatst? Je wil het werkveld in?” antwoord ik. Met een grote twinkeling in zijn ogen, stemt hij in: “Zeker weten. Ik weet nu nog niet hoe, maar over drie jaar ben ik Sociaal Werker”.

Het begint allemaal met die stip

Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik niet elke dag studenten tref, die zo goed weten waar ze naartoe willen werken. Meestal ‘willen ze iets met mensen doen’ of ‘hebben ze gehoord dat de opleiding leuk is’. Wat mij betreft zijn alle redenen om bij ons te starten prima, de ervaring leert wel dat jongeren zichzelf minder snel van de wijs laten brengen als ze doelgericht bij ons binnen lopen. De zoektocht naar dat doel, zou het vertrekpunt moeten zijn van je begeleiding. Van daaruit beredeneer je terug: Wat maakt dat je dit wil? Hoe verhoudt je huidige positie zich tot waar jij naartoe wil? Wie en wat helpt jou je doel te bereiken? Of te wel: Welke stip zet jij aan de horizon?

Je eigen loopbaan sturen vraagt om zelfreflectie

Het lijken makkelijke vragen, maar het tegendeel is waar. Zeker adolescenten zijn vaak nog zoekende. We kunnen wel stellen dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan het reflecteren ten aanzien van je loopbaan. Schön (1983) gaf al aan dat de arbeidsmarkt in toenemende mate vraagt naar zogenaamde reflective practitioners, die in staat zijn hun eigen loopbaan te sturen. Als dat reflecteren dan zo belangrijk is, hoe kun je ervoor zorgen dat die soepel op gang komt? Kidd (1998) en Stevens (2002) geven aan dat een aantal condities belangrijk zijn: reflectie moet plaatsvinden in een specifieke context (een recente ervaring of gebeurtenis die er voor de lerende toe doet), er vindt abstractie plaats (er wordt nagegaan of dingen die wel of niet goed gingen in deze situatie ook herkenbaar zijn in andere situaties, zodat gekeken kan worden of het om een kenmerk van de persoon gaat) en het is belangrijk om de nieuwe inzichten in verband te brengen met een toekomststreven. Dit laatste is wat mij betreft bij uitstek het geval als je een stip aan de horizon gaat plaatsen.

Samen op reis

Zoals het woord ‘loopbaanontwikkeling’ al zegt, spreken we van een ontwikkeling. We hebben het niet over een vaststaand iets, loopbaanontwikkeling is dynamisch. In de metafoor van de stip aan de horizon, is je ontwikkeling een reis waarvan de uiteindelijke bestemming niet bekend is. Gedurende die reis kom je van alles tegen. Denk aan verschillende kruispunten waarop je een besluit moet nemen. Dit kunnen ‘kleine momenten’ zijn in de klas: momenten waarop je besluit met wie je wil gaan werken, zodat je je doelen daadwerkelijk kunt bereiken en de wijze waarop je lessen volgt: actief of passief. Het kunnen ook ‘grotere keuzes’ zijn, zoals de stage die je wil gaan lopen of dingen in je privéleven die je anders moet gaan inrichten omdat ze je belemmeren in het behalen van je doel. Alles wat je doet, heeft invloed op de uiteindelijke bestemming.

Wolken die je stip doen vervagen

Er zullen ook momenten zijn waarop de stip aan de horizon wat minder duidelijk is. Soms zie je de stip niet meer zo helder, omdat er allerlei afleidingen zijn waardoor je niet meer weet aan welke reis je was begonnen. Geregeld komt het voor dat de stip wel ergens staat, maar dat het nog onduidelijk is waar precies. In dat laatste geval is dat toekomstreven nog wat ongrijpbaar en onzeker. De vraag is: Hoe help je die studenten op weg?

Zorg voor een goede student-begeleiderrelatie

Het begint bij een goede relatie. Liang en zijn collega’s (2008) concluderen in een onderzoek naar relatie binnen de loopbaanbegeleiding, dat vijf thema’s belangrijk zijn: samen tijd doorbrengen en gezamenlijke activiteiten oppakken, vertrouwen en loyaliteit, role modeling en identificatie, evenwicht tussen betrokkenheid en autonomie en empowerment.

Andere kenmerken van begeleidingsrelaties die meer resultaat hebben, zijn:

De duur, de inhoud, de vorm en de relatie. Het is belangrijk dat de begeleiding tenminste gedurende een jaar loopt en dat er sprake is van zeer regelmatig contact. Als mentor moet je gericht zijn op zowel de ontwikkeling van de student als de relatie tussen hen beiden en de student moet een duidelijke inbreng hebben. Je biedt als mentor structuur en onvoorwaardelijke ondersteuning. Als laatst ziet de mentor de student als een belangrijke volwassene en voelen ze zich beiden op hun gemak (DuBois et al., 2002; Grossman & Johnson, 1999; Langhout, Rhodes & Osborne, 2004).

Het brengt mij tot een aantal tips:

  1. Vind de loopbaanontwikkeling van je studenten én de begeleiding die jij biedt, belangrijk. De relevantie en noodzaak van het onderwerp straal je af op je studenten (als je dat niet zo voelt, merken ze dat trouwens ook);
  2. Zorg ervoor dat je studenten langdurig (minimaal een jaar) begeleidt zodat je aan een relatie kunt werken en een proces in kunt stappen;
  3. Help je studenten door middel van het stellen van vragen, om te ontdekken welke stip zij aan de horizon willen zetten. Stel ze gerust: die stip mag gaandeweg veranderen (daarover later meer);
  4. Bepaal op basis van die stip aan de horizon, wat je studenten nodig hebben om daar te komen. Laat je studenten dit, met jouw hulp, opknippen in behapbare stappen. Je wil graag dat het haalbaar is en dat je studenten succeservaringen kunnen opdoen;
  5. Blijf, ondanks dat je in stappen denkt, altijd die stip aan de horizon in gedachten houden. Herhaal deze stip ook in begeleidingsgesprekken bij je studenten door ernaar te vragen of deze zelf te benoemen;
  6. Laat de studenten ten alle tijden de stip bepalen, want het is hun stip. Het is belangrijk dat je studenten die betrokkenheid voelen en dat de studenten niet iets doen voor jou;
  7. Stel je gelijkwaardig op, door hardop mee te denken en vragen te stellen. Allemaal ten dienste van de ontwikkeling van je studenten;
  8. Geef je studenten mee dat het het zetten van een stip aan de horizon richting geeft, het is geen vaststaande bestemming. Je kunt onderweg immers van alles tegenkomen, wat misschien nog beter aansluit bij wat ze zouden willen.

Een persoonlijk schilderij

Je kunt het ontwikkelingsproces van een loopbaanstudent vergelijken met het maken van een schilderij. Een schilderij maken is een proces. Iedereen pakt het anders aan en je kunt met verschillende materialen werken. Vaak start je met het uitzetten van grote lijnen en vlakken, om vervolgens in detail te gaan werken. Gelinkt aan wat zojuist geschreven is, kun je stellen dat de stip aan de horizon een eerste schildering is op een canvas.

De student en jijzelf krijgen richting door de stip. Het geeft aan waar de student naartoe werkt. Soms zul je het schilderij even wegleggen, op andere momenten is de schilder er alleen of onder begeleiding mee bezig. Sommige schilders hebben vrede met wat er totstandkomt, ook als het anders geworden is dan van tevoren bedacht. Anderen worstelen tijdens het schilderen, omdat ze vanuit een perfectionistisch beeld naar het canvas kijken.

Hoe wordt het eindresultaat gewaardeerd?

Als loopbaanbegeleider heb je door wat voor schilder jouw student is. Je gebruikt verschillende middelen om te ondersteunen. Dat kunnen werkvormen zijn waarbij studenten nadenken over wat ze willen bereiken en waarom ze dat willen. Je kunt ze ervaringen laten opdoen of met mensen in gesprek laten gaan, zodat ze nog scherper krijgen waar ze voor willen gaan. Misschien waarschuw je de schilder zodat een detail niet wordt vergeten of laat je de schilder expres uitschieten, om te ontdekken hoe de schilder daarmee omgaat.

Na een periode bekijk je samen met de schilder het schilderij en waardeer je het schilderij op een bepaalde manier. Is het goed gegaan? Misschien wat out of the box? Kan iedereen zien wat ermee bedoeld wordt, of is het prima dat alleen de schilder dat kan? Je kunt dit ook wel zien als evalueren of monitoren. Hoe je dit kunt doen? Daarover schrijf ik in januari een nieuw artikel. Veel succes met de start!

Dit artikel is geschreven door Shauna Plompen. Shauna is docent omgangskunde in het mbo en onderwijsadviseur. Als loopbaanbegeleider en docent werkt ze met veel verschillende jongeren en daar geniet ze elke dag nog van. Op haar eigen platform biedt zij inspiratie om leraren en teams te helpen met hun lessen en lesgeven. Meer informatie vind je op www.blijvenleren.net.

Geraadpleegde bronnen

DuBois, D.L., Holloway, B.E., Valentine, J.C., & Harris, C. (2002). Effectiveness of mentoring programs for youth: a meta-analytic review [Special Issue]. American Journal of Community Psychology, 30 (2), pp. 157-197.

Grossman, J. & Johnson, A. (1999). Assessing the effectiveness of mentoring programs. In J. Grossman (Ed.), Contemporary issues in mentoring (pp. 24-47). Philadelphia: Public/Private Ventures.

Kidd, J.M. (1998). Emotion: an absent presence in career theory. Journal of Vocational Behavior, 52, pp. 275-288.

Langhout, R. D., Rhodes, J. E., & Osborne, L. (2004). An exploratory study of youth mentoring in an urban context: adolescents’ perceptions of relationship styles. Journal of Youth and Adolescence, 33 (4), pp. 293–306.

Liang, B., Spencer, R., Brogan, D., & Corral, M. (2008). Mentoring relationships from early adolescence through emerging adulthood: a qualitative analysis. Journal of Vocational Behavior, 72, pp. 168-182.

Schön, D.A. (1983). How professionals think in action. New York: Basic Books.

Stevens, L. (2002). Zin in leren. Leuven/Apeldoorn: Garant.